dinsdag 15 november 2011

Over oeroude telefoons, buizentelevisies en de Vic 20


Naar aanleiding van de drie revivalconcerten van de band van Manlief en het maken van een blog voor de band, ontkom je niet aan het ophalen van herinneringen. Niet over de band - dat hadden we al gedaan - maar over al die vernieuwingen op communicatiegebied die in de afgelopen zes decennia ons leven makkelijker hebben gemaakt.

Neem nou zoiets simpels als de vaste telefoon. Die kwam bij ons in 1959 in huis. Zo'n grote zwarte van bakeliet met een enorme draaischijf en een vervelend krullend snoer dat nog met een soort gevlochten textiel bekleed was. We kregen die telefoon voor de veiligheid omdat mijn vader voor anderhalf jaar naar Nieuw-Guinea, het laatste Nederlandse koloniale bolwerk in Azië, zou vertrekken. Hij wilde er zeker van zijn dat mijn moeder in geval van nood de hulpdiensten kon opbellen. Huishoudens met een telefoonaansluiting waren nog redelijk schaars in die tijd en we werden door de buurtgenoten met enige mate van ontzag bekeken. Bovendien wilde mijn moeder niet zo'n hangend geval in de gang, nee, ze wilde een luxe tafelmodel in de huiskamer, zodat ze behaaglijk bij de haard haar gesprekken kon voeren. Bij de ouders van Manlief hing de telefoon gewoon in de gang. In de zomer was dit geen probleem, maar 's winters stond je er te vernikkelen en werd het gesprek bij voorkeur kort gehouden, ook de gesprekjes met nieuwe vlammen. Romantische prietpraat lukt nu eenmaal niet met klapperende tanden.

Mijn vaders vertrek naar Nieuw-Guinea was ook de reden dat er een televisie in huis kwam. Het was een joekels buizentoestel met een klein beeldscherm. Ook hiermee waren we de eersten in onze straat. We woonden in Assen, waardoor we met een beetje geluk ook één Duitse zender, de NDR, konden ontvangen. De ontvangst was natuurlijk niet denderend en op slechte dagen was de ruis zo dicht, dat je met moeite een bewegend figuurtje tussen de spikkels kon ontwaren. De Duitsers waren op het gebied van zendtijd veel verder dan die enige zender die Nederland rijk was. Doordeweeks begon 'de televisie' om 20.00 uur en eindigde op z'n laatst om 23.00 uur. Op maandagavond werd er een film vertoond en de donderdagavond was gereserveerd voor een toneelstuk, maar de avonden eindigden nooit voordat een dominee of pastoor nog iets stichtelijks met de stelligheid van hun gelijk de tv-bezittende volgelingen naar bed had gestuurd. Ook aan de kinderen werd gedacht. Ik keek in die beginjaren op woensdag- en zatermiddag om vijf uur naar De Verrekijker, Okkie Trooy en Tex Tucker. Het waren spannende tijden met geruststellende zekerheden.

De mate waarin je als kind toegang hebt tot nieuwe ontwikkelingen heeft natuurlijk te maken met de interesses van je ouders en het geld dat ze eraan willen besteden. Ik had het geluk dat mijn vader een liefhebber van gadgets was. Zo lang als ik hem gekend heb, wilde hij altijd nieuwe dingen uitproberen. De distributieradio heeft hij uit principe nooit gebruikt. Het moest een echte radio zijn en later een stereoinstallatie. Vergenoegd kon hij naar het groene lampje kijken. "Stereo!" zei hij dan vol trots.
De kleurentelevisie werd in 1967 besteld en stond te pronken in de huiskamer. Helaas waren toen nog niet alle Nederlandse programma's in kleur. Inmiddels waren we naar Arnhem verhuisd - weer dicht bij de Duitse grens - en opnieuw liepen de Duitse zenders vóór op de Nederlandse. Mijn vader kon nu niet alleen meer zenders ontvangen, WDR, ZDF en ARD, maar ook meer programma's in kleur bekijken. Die Duitse shows en quizprogramma's waren kommer en kwel voor mij.

Maar het allerbeste wat mijn vader gedaan heeft, is de aanschaf van een Vic 20 in het begin van de jaren tachtig. Voor wie niet weet wat dit is: het is een van de eerste, misschien zelfs wel de eerste consumentencomputer. Programma's stonden op een cassettebandje en werden door middel van een cassetterecordertje 'geladen', zoals dat toen heette. Een echte monitor was er toen nog niet, dus sloot je hem aan op een draagbare tv. Je kon er eigenlijk echt helemaal niks mee als je geen verstand van programmeren had. Wat je wèl kon, was een computerblad kopen en de kant-en-klare programma's overtypen en dan maar hopen dat er geen fout in de programmatuur of in je typewerk was geslopen. Voor mijn vader was deze computer nog een brug te ver en al gauw kreeg Manlief de Vic in handen gedrukt. Die heeft er zelfs nog wat spelletjes voor geprogrammeerd. Die Vic 20 heeft mijn interesse in computers gewekt. Je zou bijna  zeggen: het eerste zaadje voor mijn gebruik van social media van nu.

Mijn vader is zes jaar geleden op 91-jarige leeftijd overleden, maar hij heeft tot een jaar daarvóór zijn bankzaken via internet geregeld. Het ging hem niet altijd even gemakkelijk af. We zijn vaak naar hem toe gegaan om zijn vastgelopen computer weer te herstellen. De mailtjes die hij naar me gezonden heeft, heb ik goed bewaard en in een nostalgische bui herlees ik ze. Ik herken veel van hem in mezelf, want net als hij, kost het me geen moeite om geld uit te geven aan allerlei snufjes, of me ergens in vast te bijten. "Weet je, meis," zei hij, "ik wil bij de tijd blijven en aan alles meedoen."

Zo is het maar net, Pa!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten