Toen mijn ouders, Phebe Muller en Fred Couzijn, in 1955 vanuit Nieuw-Guinea voet aan wal in Nederland zetten, wachtte hen geen echt warm welkom. De Nederlandse bevolking was de oorlog maar net te boven gekomen en was druk bezig met het herstellen van de schade. Er was weinig tijd of belangstelling voor de oorlogsverhalen uit hun voormalige kolonie in Zuid-Oost Azië.
Tegelijk met de Indische Nederlanders kwamen veel Molukse gezinnen, waarvan de mannen in het KNIL, het Koninklijk Nederlands Indische Leger hadden gediend, naar Nederland. De huisvesting was een groot probleem. Er waren al niet voldoende woningen voor de 'eigen' bevolking, laat staan voor de nieuwkomers.
Bij aankomst in Nederland werden mijn ouders in een pension in het Gelderse Epe geplaatst. Ik heb daar zelf weinig van meegekregen, maar uit de verhalen heb ik begrepen, dat het geen fijne tijd was. Mijn ouders waren een vrij mondaine manier van leven gewend die niet strookte met de opvattingen van de pensionhoudster, die vol overgave de onder haar hoede geplaatste schaapjes introduceerde in de Nederlandse samenleving.
Zoals dat vaak gebeurde in die tijd, werden de diploma's en opgebouwde carrières van de nieuwkomers niet op hun waarde geschat en moesten veel Indische mensen vaak genoegen nemen met een plaatsje onderaan de ladder. Mijn vader had het 'geluk' dat hij een ambtenarenverleden had en na ongeveer 6 maanden kreeg hij een baan aangeboden bij de Genie in Woonoord Schattenberg. De naam mag dan wel idyllisch klinken, de plaats was het zeker niet. Woonoord Schattenberg bleek het voormalige kamp Westerbork te zijn, de doorgangsplaats voor opgepakte Joden, Roma, Sinti en verzetsstrijders op weg naar de concentratiekampen. Nadat het kamp na de oorlog dienst had gedaan als interneringskamp voor NSBers en daarna nog een jaar als kortstondige opvang voor de eerste batch Indische Nederlanders, besloot de Nederlandse regering de barakken te gebruiken als onderkomen voor de toestroom van Molukse gezinnen. In de huizen van de voormalige Duitse officieren werden de beheerders van het kamp gehuisvest.
http://www.kampwesterbork.nl/geschiedenis/afbraak-en-herinrichting/een-leeg-terrein/ |
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kamp_Westerbork |
Hoewel ik nog heel jong was, heb ik toch veel flarden aan herinneringen uit die tijd. Als kind was het eigenlijk geen slechte plek om op te groeien. Ik had alles wat een kleuter zich maar wensen kan: een schommel aan een dikke tak van de boom op ons erf, de hond van mijn broer en zelfs een kip, waarvoor ik liefdevol zorgde totdat zij op een goeie dag door de tuinman onder de arm werd meegenomen en ik haar een paar dagen later op mijn bord aantrof. Het bos begon al in de achtertuin en ik weet nog, dat ik samen met mijn moeder en mijn veel oudere broer spannende wandelingen maakte en dat we dan opeens bij een vennetje aankwamen dat vol met kikkerdril lag. Je kon je armen in het water steken en een dikke laag opscheppen, die er natuurlijk meteen weer afglibberde. In al de jaren daarna heb ik nooit meer zoveel kikkerdril gezien!
De toegang tot het kamp werd afgesloten door een slagboom. Vanuit een naastgelegen barak werd toezicht gehouden op het binnenkomende en uitgaande publiek. De firma Harmanni onderhield een speciale dagelijkse busdienst van en naar Assen.
Mijn broer ging met die bus naar de HBS in Assen, totdat hij in Groningen ging studeren en daar in de kost ging.
Bron: Nationaal Archief |
De Molukse gezinnen woonden in de barakken die wel opgeknapt waren, maar nauwelijks luxe boden. Een barak bestond meestal uit een lange, gemeenschappelijke gang met aan één kant deuren, die toegang gaven tot de woon- en slaapvertrekken. Er konden meerdere gezinnen in zo'n barak wonen. Er was zelfs een barak voor de vrijgezellen gereserveerd. Privacy was er nauwelijks.
Mijn vader had door zijn werk veel contact met de Molukse gezinnen. Toen ze te weten waren gekomen dat hij in Assen lesgaf in het ontwikkelen en afdrukken van foto's, werd hij vaak uitgenodigd om reportages te maken van een bruiloft of de doop van een kind. Soms werd hem gevraagd om foto's te maken van overledenen. De vraag naar fotoreportages nam zo toe, dat mijn vader van één van de slaapkamers een doka maakte, waar hij een paar avonden per week aan het werk was.
Heel af en toe mocht ik met mijn vader mee het kamp in om foto's af te leveren. Een beetje verlegen zat ik braaf naast mijn vader te kauwen op het snoepgoed dat me gul werd toegeschoven. Soms maakte ik met hem een wandeling naar de spoorlijn achter het kamp. Een stuk van die spoorlijn is nu een monument geworden, ter nagedachtenis aan de mensen die op transport zijn gesteld.
Bron: hotspotholland |
Tot grote blijdschap van mijn moeder werd mijn vader eind jaren 50 naar Assen overgeplaatst, een goede reden om uit Schattenberg weg te gaan. Ook ik verheugde me op de verhuizing. Ik zat inmiddels in de eerste klas van de lagere school in Hooghalen, maar het heen-en-weer reizen met de bus en de lange overblijftijd tussen de ochtend- en middaglessen waren te vermoeiend voor mij.
Bron: kennislink.nl |
Na het overlijden van mijn vader heb ik in zijn huis nog allerlei foto's en filmmateriaal van Schattenberg gevonden. Het belangrijkste - een door mijn vader gemonteerde film die ik in een ouderwetse, blikken filmdoos aantrof, heb ik op DVD laten zetten. Een waardevol document voor mijn nageslacht.
Nawoord
In 2013 heb ik nog meer bewegend beeldmateriaal van mijn vader over Schattenberg gevonden. Hij had de Stille Omgang gefilmd, die jaarlijks op 4 mei gehouden werd. Alle Molukse en Nederlandse notabelen van het kamp komen voorbij in dit 9-minuten durende fragment.
hele mooie tekst. heel interressant en inspirerend om te lezen.
BeantwoordenVerwijderenmet vriendelijke groetjes t