zaterdag 26 november 2011

Indonesische recepten - Frikadel goreng

Frikadel goreng is één van mijn favoriete onderdelen van een rijsttafel omdat het makkelijk te bereiden is en iedereen het lust. De hele familie is er dol op en ik maak vaak een dubbele hoeveelheid, omdat het aantal ballen al sterk verminderd is voordat we aan tafel gaan. Iedereen komt altijd even in de keuken gluren om de gerechten te 'controleren' en geheid wordt er een balletje weggepikt.

Dit heb je nodig:

  • 300 gram rundergehakt of half-om-half
  • 2 eieren
  • 3 middelgrote, gekookte aardappelen (kruimige soort)
  • 2 sjalotten
  • 1 à 2 tenen knoflook
  • ½ tot 1 afgestreken theelepel nootmuskaat
  • ½ tot 1 afgestreken theelepel kruidnagelpoeder
  • peper naar smaak of 1 theelepel sambal oelek (mijn voorkeur)
  • bouillonpoeder naar smaak. Let op, de ballen moeten pittig, maar niet te zout zijn.
  • slaolie of zonnenbloemolie om ballen in te frituren


Bereiding
:

  • Aardappelen koken en er een puree van maken; iets laten afkoelen.
  • Sjalotten, knoflook tot een papje kneuzen, of heel fijn snijden.
  • Eieren kort klutsen.
  • Meng het gehakt met de geklutste eieren, de aardappelpuree, sjalotten, knoflook en overige kruiden goed dooreen.
  • Draai er niet te grote ballen van en zorg ervoor dat ze glad zijn, anders barsten ze open bij het frituren.
  • Verhit de olie; er moet genoeg olie in wadjan of koekenpan om de balletjes een beetje te laten drijven als ze gaar zijn.
  • De balletjes op keukenpapier laten uitlekken.
Dit gerecht kun je van tevoren klaarmaken. Frikadel goreng wordt lauwwarm (magnetron) of koud geserveerd.

Selamat makan!

zaterdag 19 november 2011

Indische recepten - Kwee mangkok

Mijn moeder is nooit een echte keukenprinses geweest. Ze kookte elke dag omdat er nu eenmaal gegeten moest worden, maar het is nooit haar liefhebberij geweest.  Haar ouders waren van goede komaf, bovendien was haar vader hoofd van de afdeling Comptabiliteit bij het Department van Financiën, een baan die veel sociale verplichtingen met zich meebracht, ook voor haar moeder. Ze hadden een heel leger aan bediendes: voor het koken, schoonmaken, het onderhoud aan de tuin en zelfs eentje die voor de auto zorgde. De noodzaak om zelf de pollepel - in dit geval, de sutil - ter hand te nemen, was er niet.

Eenmaal in Nederland aangekomen, moest ze het helemaal zelf doen, ook het koken. Behalve het goed leren bereiden van al die gerechten, moest ze ook aan allerlei ingrediënten zien te komen. Knoflook was in de vijftiger jaren nauwelijks te krijgen, laat staan al die specerijen, die zo essentieel zijn voor de Indische keuken. Toch heeft ze voor speciale gelegenheden altijd uitgebreide maaltijden geserveerd. Waarschijnlijk ging ze in Den Haag, het bolwerk van de Indisch-Nederlandse gemeenschap, bij de toen nog zeldzame toko's, een voorraad kruiden inslaan.

Er bestond in die tijd maar één respectabel kookboek voor de Indische keuken en volgens mij hadden alle Indische dames dat in huis. Het had de simpele titel Kookboek en was geschreven door Mej. W.C. Keijner. De eerste druk dateert uit 1927 en is vanwege de groeiende vraag uit Nederland nog eens voor de twaalfde keer herdrukt in 1956. Mijn moeder had het boek ook gekocht en dat exemplaar, voorzien van haar naam, aankoopdatum (4-9-1956) en een enkele aantekening bij een gerecht, heb ik na haar overlijden in 1984 van mijn vader gekregen. Het is maar goed dat mijn moeder het boek enigszins vertaald heeft, want het boek houdt de Indische gewichten aan: 1 pikoel = 10 gantangs = 100 katties = 125 pond. 1 kattie is dan weer 16 tail en 1 tail is 40 gram.

Het recept voor kwee mangkok, gestoomde cakejes, vond ik op een los blocnotevel dat mijn moeder in dat Keijner bijbeltje had gestopt. Een los vel betekent, dat ze haar eigen draai aan het recept gegeven had. Het papier is fragiel en het geschrevene is aan het vervagen, maar met felle verlichting  en goed turen, is het nog te ontcijferen. Het recept geeft geen duidelijke gewichten, maar gebruikt 'kopjes'. Zolang je maar steeds een kopje van dezelfde maat aanhoudt, gaat alles goed.

Dit heb je nodig:
  • 3 kopjes zelfrijzend bakmeel
  • 2 kopjes bruine basterdsuiker
  • 1½ kopje geraspte kokos
  • 3 kopjes melk
  • snufje bakpoeder
  • Verder een stoompan waarvan de inzet een platte bodem heeft,  een schone theedoek om het deksel en papieren cakevormpjes
Bereiding:
  • Breng de stoompan op temperatuur.
  • Meng alle ingredienten tot een pap.
  • Vul de cakevormpjes tot de helft en plaats ze in de stoompan. Let op: geef ze de ruimte want door het stomen zetten de kwees uit. Doe ook een theedoek om het deksel om te voorkomen dat er druppels op vallen.
  • Na ca. 15 minuten, als de kwees als een bloem zijn opengebarsten, zijn ze klaar.
Selamat makan!


vrijdag 18 november 2011

Herinneringen - Woonoord Schattenberg, voormalig Kamp Westerbork

In mijn workshop Cultural Diversity gebruik ik graag persoonlijke voorbeelden, want op die manier kan ik mijn cursisten aanzetten tot nadenken over hun eigen culturele achtergrond. Het analyseren van de omstandigheden van mijn eigen (familie)cultuur, heeft veel herinneringen in mij losgemaakt.


Toen mijn ouders, Phebe Muller en Fred Couzijn, in 1955 vanuit Nieuw-Guinea voet aan wal in Nederland zetten, wachtte hen geen echt warm welkom. De Nederlandse bevolking was de oorlog maar net te boven gekomen en was druk bezig met het herstellen van de schade. Er was weinig tijd of belangstelling voor de oorlogsverhalen uit hun voormalige kolonie in Zuid-Oost Azië.
Tegelijk met de Indische Nederlanders kwamen veel Molukse gezinnen, waarvan de mannen in het KNIL, het Koninklijk Nederlands Indische Leger hadden gediend, naar Nederland. De huisvesting was een groot probleem. Er waren al niet voldoende woningen voor de 'eigen' bevolking, laat staan voor de nieuwkomers.

Bij aankomst in Nederland werden mijn ouders in een pension in het Gelderse Epe geplaatst. Ik heb daar zelf weinig van meegekregen, maar uit de verhalen heb ik begrepen, dat het geen fijne tijd was. Mijn ouders waren een vrij mondaine manier van leven gewend die niet strookte met de opvattingen van de pensionhoudster, die vol overgave de onder haar hoede geplaatste schaapjes introduceerde in de Nederlandse samenleving.

Zoals dat vaak gebeurde in die tijd, werden de diploma's en opgebouwde carrières van de nieuwkomers niet op hun waarde geschat en moesten veel Indische mensen vaak genoegen nemen met een plaatsje onderaan de ladder. Mijn vader had het 'geluk' dat hij een ambtenarenverleden had en na ongeveer 6 maanden kreeg hij een baan aangeboden bij de Genie in Woonoord Schattenberg. De naam mag dan wel idyllisch klinken, de plaats was het zeker niet. Woonoord Schattenberg bleek het voormalige kamp Westerbork te zijn, de doorgangsplaats voor opgepakte Joden, Roma, Sinti en verzetsstrijders op weg naar de concentratiekampen. Nadat het kamp na de oorlog dienst had gedaan als interneringskamp voor NSBers en daarna nog een jaar als kortstondige opvang voor de eerste batch Indische Nederlanders, besloot de Nederlandse regering de barakken te gebruiken als onderkomen voor de toestroom van Molukse gezinnen. In de huizen van de voormalige Duitse officieren werden de beheerders van het kamp gehuisvest.

http://www.kampwesterbork.nl/geschiedenis/afbraak-en-herinrichting/een-leeg-terrein/
Mijn ouders, broer en ik gingen in één van de zes tweekappers van de vroegere Duitse kampbewaking wonen, linksonder op de maquette. In de andere huizen van de straat woonde nog één Indisch gezin, dat daar was blijven hangen na hun aankomst en opvang in 1951, maar in de overige tweekappers woonden Nederlanders.  De dokter woonde in een soort bungalowtje aan het begin van de straat. De  huizen werd door prikkeldraad afgescheiden van het eigenlijke kamp met de barakken, waar de Molukse gezinnen woonden.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Kamp_Westerbork
Ons huis was naar Nederlandse begrippen uit die tijd heel luxueus. De kampbewaking had zich goede onderkomens toebedeeld. Bij binnenkomst kwam je in een ruime hal waar zich ook het toilet bevond. Door een schuifdeur kwam je in een gang met aan de linkerkant de deur naar de woonkamer en rechts de deur naar de eetkamer/keuken met aangebouwde serre. Recht vooruit was de trap naar boven, waar drie slaapkamers waren en een badkamer met ligbad. Vanuit de badkamer ging een vlizotrap naar de zolder. Mijn ouders waren zeer te spreken over die badkamer. Ze waren in Indië gewend om zich dagelijks te 'baaien', zoals ze dat zeiden. Ze hadden zich mateloos geërgerd aan het ontbreken van een eigen badkamer in het pension.

Hoewel ik nog heel jong was, heb ik toch veel flarden aan herinneringen uit die tijd. Als kind was het eigenlijk geen slechte plek om op te groeien. Ik had alles wat een kleuter zich maar wensen kan: een schommel aan een dikke tak van de boom op ons erf, de hond van mijn broer en zelfs een kip, waarvoor ik liefdevol zorgde totdat zij op een goeie dag door de tuinman onder de arm werd meegenomen en ik haar een paar dagen later op mijn bord aantrof. Het bos begon al in de achtertuin en ik weet nog, dat ik samen met mijn moeder en mijn veel oudere broer spannende wandelingen maakte en dat we dan opeens bij een vennetje aankwamen dat vol met kikkerdril lag. Je kon je armen in het water steken en een dikke laag opscheppen, die er natuurlijk meteen weer afglibberde. In al de jaren daarna heb ik nooit meer zoveel kikkerdril gezien!

De toegang tot het kamp werd afgesloten door een slagboom. Vanuit een naastgelegen barak werd toezicht gehouden op het binnenkomende en uitgaande publiek. De firma Harmanni onderhield een speciale dagelijkse busdienst van en naar Assen.
Mijn broer ging met die bus naar de HBS in Assen, totdat hij in Groningen ging studeren en daar in de kost ging.

Bron: Nationaal Archief
Schattenberg was een dorp op zich, met een kerk, school, wat winkels en een postkantoor.
De Molukse gezinnen woonden in de barakken die wel opgeknapt waren, maar nauwelijks luxe boden.  Een barak bestond meestal uit een lange, gemeenschappelijke gang met aan één kant deuren, die toegang gaven tot de woon- en slaapvertrekken. Er konden meerdere gezinnen in zo'n barak wonen. Er was zelfs een barak voor de vrijgezellen gereserveerd. Privacy was er nauwelijks.

Mijn vader had door zijn werk veel contact met de Molukse gezinnen. Toen ze te weten waren gekomen dat hij in Assen lesgaf in het ontwikkelen en afdrukken van foto's, werd hij vaak uitgenodigd om reportages te maken van een bruiloft of de doop van een kind. Soms werd hem gevraagd om foto's te maken van overledenen. De vraag naar fotoreportages nam zo toe, dat mijn vader van één van de  slaapkamers een doka maakte, waar hij een paar avonden per week aan het werk was.
Heel af en toe mocht ik met mijn vader mee het kamp in om foto's af te leveren. Een beetje verlegen zat ik braaf naast mijn vader te kauwen op het snoepgoed dat me gul werd toegeschoven. Soms maakte ik met hem een wandeling naar de spoorlijn achter het kamp. Een stuk van die spoorlijn is nu een monument geworden, ter nagedachtenis aan de mensen die op transport zijn gesteld.

Bron: hotspotholland
Mijn moeder, daarentegen, bemoeide zich nauwelijks met de bewoners van het kamp en zij ook weinig met haar. Een heel enkele keer ging ze naar de kampwinkel toe, maar meestal haalde ze haar boodschappen in Assen of kwamen de leveranciers aan de deur. Van haar mocht ik nooit alleen het kamp in en zijn er ook nooit Molukse kinderen bij ons over de vloer gekomen om met me te spelen. Mijn moeder was vriendelijk, maar wilde duidelijk afstand houden. Om die reden ging ik ook niet naar de school in het kamp, maar naar de kleuterschool in Hooghalen. Ook mijn broer had geen vrienden in het kamp. De enige vriend die hij in Schattenberg had, was de Indische buurjongen. Ze zaten op dezelfde school, speelden samen gitaar en luisterden naar  Les Paul en Mary Ford, Glen Miller en allerlei andere Amerikaanse artiesten uit de platenverzameling van mijn ouders. Het was dus niet alleen het prikkeldraad dat onze straat van het kamp scheidde. Achteraf bezien had ik als kleuter een vrij eenzaam bestaan, maar ik heb er niet onder geleden.

Tot grote blijdschap van mijn moeder werd mijn vader eind jaren 50 naar Assen overgeplaatst, een goede reden om uit Schattenberg weg te gaan. Ook ik verheugde me op de verhuizing. Ik zat inmiddels in de eerste klas van de lagere school in Hooghalen, maar het heen-en-weer reizen met de bus en de lange overblijftijd tussen de ochtend- en middaglessen waren te vermoeiend voor mij.

Bron: kennislink.nl
In 2003 ben ik terug gegaan naar Westerbork. Op de plaats waar het kamp geweest is, staan nu telescopen opgesteld, maar er is gelukkig ook een museum, waarin de geschiedenis van Kamp Westerbork en  Woonoord Schattenberg wordt verteld. Ik ben er op zoek gegaan naar materiaal en foto's uit 'mijn' tijd. Ik ben geschrokken van de emoties die naar boven kwamen. De tijd in Schattenberg mag dan wel kort geweest zijn, het heeft toch wel indruk op me gemaakt.
Na het overlijden van mijn vader heb ik in zijn huis nog allerlei foto's en filmmateriaal van Schattenberg gevonden. Het belangrijkste - een door mijn vader gemonteerde film die ik in een ouderwetse, blikken filmdoos  aantrof,  heb ik op DVD laten zetten. Een waardevol document voor mijn nageslacht.

Nawoord
In 2013 heb ik nog meer bewegend beeldmateriaal van mijn vader over Schattenberg gevonden. Hij had de Stille Omgang gefilmd, die jaarlijks op 4 mei gehouden werd. Alle Molukse en Nederlandse notabelen van het kamp komen voorbij in dit 9-minuten durende fragment.















dinsdag 15 november 2011

Over oeroude telefoons, buizentelevisies en de Vic 20


Naar aanleiding van de drie revivalconcerten van de band van Manlief en het maken van een blog voor de band, ontkom je niet aan het ophalen van herinneringen. Niet over de band - dat hadden we al gedaan - maar over al die vernieuwingen op communicatiegebied die in de afgelopen zes decennia ons leven makkelijker hebben gemaakt.

Neem nou zoiets simpels als de vaste telefoon. Die kwam bij ons in 1959 in huis. Zo'n grote zwarte van bakeliet met een enorme draaischijf en een vervelend krullend snoer dat nog met een soort gevlochten textiel bekleed was. We kregen die telefoon voor de veiligheid omdat mijn vader voor anderhalf jaar naar Nieuw-Guinea, het laatste Nederlandse koloniale bolwerk in Azië, zou vertrekken. Hij wilde er zeker van zijn dat mijn moeder in geval van nood de hulpdiensten kon opbellen. Huishoudens met een telefoonaansluiting waren nog redelijk schaars in die tijd en we werden door de buurtgenoten met enige mate van ontzag bekeken. Bovendien wilde mijn moeder niet zo'n hangend geval in de gang, nee, ze wilde een luxe tafelmodel in de huiskamer, zodat ze behaaglijk bij de haard haar gesprekken kon voeren. Bij de ouders van Manlief hing de telefoon gewoon in de gang. In de zomer was dit geen probleem, maar 's winters stond je er te vernikkelen en werd het gesprek bij voorkeur kort gehouden, ook de gesprekjes met nieuwe vlammen. Romantische prietpraat lukt nu eenmaal niet met klapperende tanden.

Mijn vaders vertrek naar Nieuw-Guinea was ook de reden dat er een televisie in huis kwam. Het was een joekels buizentoestel met een klein beeldscherm. Ook hiermee waren we de eersten in onze straat. We woonden in Assen, waardoor we met een beetje geluk ook één Duitse zender, de NDR, konden ontvangen. De ontvangst was natuurlijk niet denderend en op slechte dagen was de ruis zo dicht, dat je met moeite een bewegend figuurtje tussen de spikkels kon ontwaren. De Duitsers waren op het gebied van zendtijd veel verder dan die enige zender die Nederland rijk was. Doordeweeks begon 'de televisie' om 20.00 uur en eindigde op z'n laatst om 23.00 uur. Op maandagavond werd er een film vertoond en de donderdagavond was gereserveerd voor een toneelstuk, maar de avonden eindigden nooit voordat een dominee of pastoor nog iets stichtelijks met de stelligheid van hun gelijk de tv-bezittende volgelingen naar bed had gestuurd. Ook aan de kinderen werd gedacht. Ik keek in die beginjaren op woensdag- en zatermiddag om vijf uur naar De Verrekijker, Okkie Trooy en Tex Tucker. Het waren spannende tijden met geruststellende zekerheden.

De mate waarin je als kind toegang hebt tot nieuwe ontwikkelingen heeft natuurlijk te maken met de interesses van je ouders en het geld dat ze eraan willen besteden. Ik had het geluk dat mijn vader een liefhebber van gadgets was. Zo lang als ik hem gekend heb, wilde hij altijd nieuwe dingen uitproberen. De distributieradio heeft hij uit principe nooit gebruikt. Het moest een echte radio zijn en later een stereoinstallatie. Vergenoegd kon hij naar het groene lampje kijken. "Stereo!" zei hij dan vol trots.
De kleurentelevisie werd in 1967 besteld en stond te pronken in de huiskamer. Helaas waren toen nog niet alle Nederlandse programma's in kleur. Inmiddels waren we naar Arnhem verhuisd - weer dicht bij de Duitse grens - en opnieuw liepen de Duitse zenders vóór op de Nederlandse. Mijn vader kon nu niet alleen meer zenders ontvangen, WDR, ZDF en ARD, maar ook meer programma's in kleur bekijken. Die Duitse shows en quizprogramma's waren kommer en kwel voor mij.

Maar het allerbeste wat mijn vader gedaan heeft, is de aanschaf van een Vic 20 in het begin van de jaren tachtig. Voor wie niet weet wat dit is: het is een van de eerste, misschien zelfs wel de eerste consumentencomputer. Programma's stonden op een cassettebandje en werden door middel van een cassetterecordertje 'geladen', zoals dat toen heette. Een echte monitor was er toen nog niet, dus sloot je hem aan op een draagbare tv. Je kon er eigenlijk echt helemaal niks mee als je geen verstand van programmeren had. Wat je wèl kon, was een computerblad kopen en de kant-en-klare programma's overtypen en dan maar hopen dat er geen fout in de programmatuur of in je typewerk was geslopen. Voor mijn vader was deze computer nog een brug te ver en al gauw kreeg Manlief de Vic in handen gedrukt. Die heeft er zelfs nog wat spelletjes voor geprogrammeerd. Die Vic 20 heeft mijn interesse in computers gewekt. Je zou bijna  zeggen: het eerste zaadje voor mijn gebruik van social media van nu.

Mijn vader is zes jaar geleden op 91-jarige leeftijd overleden, maar hij heeft tot een jaar daarvóór zijn bankzaken via internet geregeld. Het ging hem niet altijd even gemakkelijk af. We zijn vaak naar hem toe gegaan om zijn vastgelopen computer weer te herstellen. De mailtjes die hij naar me gezonden heeft, heb ik goed bewaard en in een nostalgische bui herlees ik ze. Ik herken veel van hem in mezelf, want net als hij, kost het me geen moeite om geld uit te geven aan allerlei snufjes, of me ergens in vast te bijten. "Weet je, meis," zei hij, "ik wil bij de tijd blijven en aan alles meedoen."

Zo is het maar net, Pa!


zaterdag 12 november 2011

Indonesische recepten - babi tjin

Vorige week kon ik helaas geen recept plaatsen, omdat andere verplichtingen voorrang hadden, maar deze week heb ik weer een beproefd recept van mijn vader.

Hij is op Java geboren, waar de smaak meestal zoet en scherp is. Maar hij had ook een voorkeur voor zoutere gerechten, zeg maar gerust: heel zout. Ik kan me nog herinneren dat ik vol verbijstering toekeek hoe hij zat te genieten van rijst met telor asin, wat zout ei betekent. Dit wordt meestal van eendeneieren gemaakt die héél lang - soms tot zelfs drie weken - in zout water water worden gelegd en pas vóór gebruik gekookt worden. En ik kan je vertellen dat het heel zout is. Ik heb het natuurlijk ook gegeten, maar ik houd er niet zo van. Bovendien had ik nog zeker een dag nadorst, zo zout was het.

Het gerecht van vandaag heet babi tjin. Het is ook zoutig maar wel heel smakelijk omdat er taotjo in verwerkt is. Het is de zoute variant van babi ketjap.

Dit heb je nodig:
  • 500 gram varkensvlees, in blokjes
  • 100 gram taotjo
  • 2 eetlepels zoete ketjap
  • 2 uien, grof gesnipperd of in halve ringetjes
  • 2 tenen knoflook, in dunne plakjes
  • 100 gram reuzel (bij voorkeur) of margarine
  • peper, mespuntje vetsin (smaakmaker) en ca. 1 eetlepel suiker 
Bereiding:
  • Uien en knoflook in de hete reuzel fruiten.
  • Taotjo toevoegen en op wat lagere temperatuur eventjes meebakken; voeg eventueel een scheutje water toe als het dreigt aan te bakken.
  • Doe de blokjes varkensvlees erbij en al omscheppend even aanbraden. Tijdens dit aanbraden naar smaak (veel) peper toevoegen.
  • Voeg de ketjap en 3 à 4 kopjes heet water toe en ongeveer 1 uur laten sudderen (totdat het vlees zacht is). Geregeld omscheppen en niet te droog laten worden.
  • Het gerecht afmaken met de suiker en vetsin.
Selamat makan!

Presentatie Social Media in het Onderwijs bij Fontys Talencentrum

Op 8 november was het dan zover, ik was uitgenodigd om mijn ideeën over het gebruik van social media aan de kritische collega's van het Fontys talencentrum uiteen te zetten.
Ik ben echt niet zo'n expert op dit gebied, maar wanneer iets mijn belangstelling heeft, kan ik me er echt in vastbijten, wat niet altijd leuk is voor mijn omgeving.

Naar aanleiding van een eerder artikel dat ik geschreven heb - en dat je via deze link kunt downloaden - en met behulp van een Prezi heb ik de vormen besproken om social media vooral als producent te gebruiken. Mijn voorkeur gaat uit naar het gebruik van Twitter om kennis te delen en mededelingen te doen, het bijhouden van (groeps)blogs en YouTube waar studenten hun interviews, presentaties, onderhandelingen en stimulusmateriaal voor mijn verschillende workshops kunnen plaatsen.

Natuurlijk moet je als school en als docent ook de risico's van social media onder ogen zien. De school heeft de verantwoordelijkheid om voor een goed beleid te zorgen, zodat docenten, studenten en ook hun ouders weten wat wel en niet kan. Ook hierover heb ik in een eerder artikel een aantal punten opgenoemd.

Hieronder mijn Prezi die ik voor deze presentatie gebruikt heb. Er staan links in naar blogs van mijn studenten bij Communicatie en een YouTube video van studenten die mijn workshop Focus Group Interviews volgden en die op TelSell-achtige manier de No Overboil aan de man willen brengen.
Je kunt vrij in- en uitzoomen.