woensdag 27 november 2013

Indonesiëreis 2013 - Pangandaran - deel 3

Terwijl ik samen met Oudste Dochter op het ene strand aan het shoppen ben, is het andere deel van ons reisgezelschap naar het strand aan de baai gelopen. Liesbeth vergezelt hen, niet alleen om de weg te wijzen maar ook omdat zij het niet over haar hart kan verkrijgen om een dag geen dienst te hebben. De afstand naar dit strand valt best mee, hooguit twee kilometer. Hier kan tenminste ook door de kleinzonen rustig gezwommen worden doordat de stroming niet zo sterk is. 

De plaatselijke bevolking stoot elkaar al grinnikend aan maar houdt gepaste afstand wanneer het gezelschap zich op het strand installeert. Manlief en de Schoonzonen vallen erg op door hun lengte en postuur. Waarschijnlijk hebben deze bleke belandas in de ogen van de tengere Indonesiërs grote gelijkenis met op het strand geworpen walvissen, maar ook de kleinzonen trekken veel aandacht door hun jonge leeftijd. 
Met getrokken mobieltjes loopt de bevolking één voor één langs om een foto te maken. Ze vragen weliswaar eerst toestemming, maar het gaat gepaard met een hoop gegiebel en gegiechel. Jongste Dochter besluit wijselijk om maar niet in bikini te gaan zonnen. Iets verderop zijn een paar grotere jongens aan het voetballen en het is voor de kleinzonen de gewoonste zaak van de wereld om mee te doen. 


Strandvoetbal in Pangandaran is weer eens wat anders dan de competitie van hun voetbalclub. Nu Liesbeth ziet dat het gezelschap zich goed zonder haar weet te redden, besluit ze om de rest van de dag bij een vriendin door te brengen. 


www.picnic2Indonesia.blogspot.nl
Het plan om met quads naar de Green Canyon te rijden, is van de baan, want de quads die overal te huur worden aangeboden, zien er krakkemikkig en onbetrouwbaar uit. De kans is te groot dat ze op de heen- of terugweg het loodje leggen. De kleinzonen zijn aardig moe geworden van het potje voetbal. Ze zijn nog niet helemaal aan de hitte gewend en nu, na al dat heen en weer rennen onder de brandende zon, is er weinig animo om naar het hotel terug te lopen. "Dan nemen we toch gewoon een becak," oppert Manlief, die weet hoe leuk zo'n ritje is, "en dan ga jij onderhandelen," zegt hij tegen Jongste Dochter. Terwijl het manvolk de becaks uitzoekt, begint Jongste Dochter in een mengelmoesje van bahasa Indonesia, Nederlands en Engels te onderhandelen. Jongste Dochter kennende, zal ze een goede prijs hebben afgesproken. Níet een goede prijs voor haarzelf, maar wél voor de rijders. Je geniet toch meer van zo'n rit in een becak wanneer je weet dat niemand het vel over de oren is getrokken?


's Middags zitten we, nu met z'n allen, weer op het strand. De strandtent waar we neerstrijken, kan volgens het menu allerlei lekkere hapjes serveren maar helaas zijn onze bestellingen net uitverkocht of niet in voorraad. We zitten moe en loom belevenissen uit te wisselen, terwijl de kleinzonen beurtelings hun kriebelende vangsten komen tonen. "Ayo, you want massage?" horen we plotseling achter ons. Heel stilletjes is een tukang pidjet bij onze tafel komen staan. Ze ziet er vriendelijk uit en lacht me breed toe. "Ibu orang Indonesia?" vraagt ze me. Ik kijk vriendelijk terug. "Tidak, saya orang belanda gado-gado." De toon is gezet. Er stroomt iets door onze aderen dat ons verbindt. "Voor jou pidjet, massage ja, ik reken 50.000 rupiah voor half uur." Ik ben een beetje terughoudend want ik hou niet zo van publieke massages die ik al eens eerder op het strand van Bali heb gezien. Ze ziet mijn aarzeling en neemt me mee naar een klein podium dat achter een haag verscholen zit. Het lijkt me een vrij discreet plekje en ik stem toe. Op twee personen na willen de anderen zich ook laten behandelen. 


Ik lig zonder handdoek op de gevlochten mat en weet dat ik straks nog heel lang het patroon ervan op mijn buik zal dragen. Net wanneer ik denk dat het echte werk gaat beginnen, zegt ze "Al klaar." Hoezo, al klaar? Ik lig er net! "Ben je nú al terug?" vragen de anderen, "dat was hooguit 10 minuten, hoor." Bij de volgende die aan de beurt is, houden we de tijd in gaten. Inderdaad, hooguit 10 minuten. Wanneer Schoonzoon 1 aan de beurt is, kijkt Oudste Dochter demonstratief op haar horloge. De masseuse voelt wel dat ze het niet te bont moet maken, want ook in Indonesië geldt de regel dat je levert wat je voor de prijs hebt afgesproken. Schoonzoon 1 komt dan ook volgens afspraak na 30 minuten terug. No hard feelings!


Het is onze laatste avond in Pangandaran. Met de gezellige warung van gisteravond in gedachten, gaan we op zoek naar het visrestaurant aan de haven. Schoonzoon 2 had deze tent tijdens de wandeling naar de baai al uit zijn ooghoeken gezien en is vast van plan om daar zijn geld uit te geven. De vis is er supervers. Overdag leek het restaurant makkelijk te vinden, maar nu lopen we weer kriskras door het stadje heen. Het is moeilijk om goede aanknopingspunten te vinden. De weg vragen heeft weinig zin, want we worden met wat vage zwaaien in alle richtingen gestuurd. Wanneer we eindelijk zijn aangekomen, merken we dat we aan de late kant zijn. Het hele restaurant zit al stampvol met etende en zwetende mensen. De verstandigsten hebben buiten een plaatsje weten te bemachtigen waar nog een koel briesje te bespeuren is. Er staat al een flinke rij voor het 'aanwijsbuffet', de plaats waar je de vis uitkiest en de manier waarop het bereid moet worden. De keuze aan groenten is beperkt, maar er is wel volop kangkung, een soort waterspinazie, te krijgen. We laten de keuze aan de Schoonzonen over. 


In het restaurant is geen plek onbenut gelaten. De tafels staan in eetzaalopstelling: lange tafels met daartussen smalle gangen waar de bediening met grote trolleys de bestelling bij de tafels brengt. De temperatuur is er niet te harden; eigenlijk is het er veel te warm om lekker te kunnen eten. Mijn waaier maakt overuren. Ik voel me helemaal niet op mijn gemak maar ik wil niet dat dit de maaltijd van de anderen zal bederven. Om mezelf af te leiden ga ik om me heen kijken. Ik ben blij dat het een gewoon familierestaurant is. Geen opgeklopte lucht met livreiers die om de haverklap vragen of alles naar wens is. Of waar een groot bord met een piepklein hapje met veel blabla wordt opgediend. Hier zitten de gasten gezellig met elkaar te kletsen. Sommigen eten alles met de hand, anderen gebruiken bestek. Het doet er niet toe.

Wanneer we een paar uur later op ons dooie gemak naar het hotel teruglopen, krijg ik een moment waarop verleden en heden naadloos ineen passen. Mijn Indische achtergrond met de gewoontes, verhalen en ideeën van ouders, ooms en tantes krijgt meer betekenis en diepgang. De eerste generatie Indische Nederlanders was volledig geïntegreerd en 'aangepast' maar hield wel een sluimerend gevoel van heimwee. Ik voel ook een soort heimwee hoewel ik van jongs af aan in Nederland ben opgegroeid en alle ins-and-outs en gewoontes ken, maar hier in Pangandaran realiseer ik me dat het Indische gen toch dieper geworteld is dan ik dacht.












zondag 17 november 2013

Indonesiëreis 2013 - Pangandaran - deel 2

Pangandaran is een verademing na Jakarta en Bandung. De gemoedelijkheid straalt me tegemoet. "Volgens de brochure zit er een mooi zwembad bij het hotel, dus als we ingecheckt zijn, mogen jullie meteen zwemmen," zegt Jongste Dochter tegen de kinderen. De kleinzonen beginnen al ongeduldig te worden, maar ze moeten toch even wachten want het is behoorlijk druk op straat. Langzaam zoekt de bus zijn weg tussen de becaks, auto's en voetgangers. 
"Hier is het," roept Liesbeth monter. Ik kijk verwachtingsvol uit het raam — zoals bij elk hotel dat we aandoen — maar zie eigenlijk alleen veel bouwactiviteiten.  


Er hangt wel een grote banner met het opschrift Soft Opening Discount. Bij nadere inspectie blijkt dat er ook geen zwembad of restaurant is. Beide faciliteiten zijn wel handig wanneer je met kinderen reist. Bovendien hebben we steeds hotels met zwembad gereserveerd. Dit is het moment dat de overlegmachine in werking treedt. Eerst met elkaar, dan met de hotelmanager, waarop weer overleg tussen hem en Liesbeth volgt. "Jullie kunnen toch ook in zee zwemmen," probeert Liesbeth te bemiddelen. "Het is niet zover, op loopafstand." Helaas is dat strand te gevaarlijk vanwege de sterke onderstroom. Het veilige strand ligt in een baai, niet op loop- maar wel op becak-afstand, maar we zijn te moe om een ander hotel te zoeken en besluiten om in dit hotel te blijven. Volgens ons reisschema blijven we twee nachten in Pangandaran. We moeten met z'n allen even bijtanken, even een dagje zonder 'verplichtingen' en daarom krijgen Liesbeth, Onnie en Damus morgen een vrije dag.  


Die avond komt een echte tropische regenbui neerplenzen. Het is tot nu toe de eerste die ik meemaak. Het komt met bakken uit de lucht. De kikkers die zich de hele dag gedeisd hebben gehouden, komen — al dan niet vrijwillig, want de stroom in de goten is sterk — tevoorschijn en hoppen vrolijk over het grasveld. Het regent zo hard dat zelfs de verkopers met hun mobiele warungs een goed heenkomen zoeken, al blijven ze wel spiedend om zich heen kijken om geen klandizie te missen. Bij Jongste Dochter, die met haar gezin twee kamers met veranda op de begane grond aan de voorkant van het hotel heeft gekregen, staan wat verkopers en taxichauffeurs te schuilen. Een van de verkopers is een stoffen armbandje aan het bewerken. De naam van een van de kleinzonen wordt heel secuur op het bandje geborduurd, terwijl Jongste Dochter in de tussentijd een aanbeveling voor hem schrijft. Niks LinkedIn hier in Pangandaran, maar gewoon een vel papier met daarop een handgeschreven aanbeveling, die door de verkoper heel behoedzaam is een plastic mapje wordt geschoven. En ineens krijg ik het Indonesiëgevoel! Wat het is, weet ik niet, maar ik begrijp precies wat er met Selamat Datang wordt bedoeld!

"Waar gaan we vanavond eten?" vraagt Schoonzoon 1 die zich handenwrijvend bij ons voegt. "Zullen we 's eten waar de plaatselijke bevolking ook eet?" oppert Schoonzoon 2, "En op de terugweg ook nog even langs een supermarkt want we raken door de Bintangs heen." Goed idee, maar het is nog niet zo eenvoudig om zo'n restaurantje te vinden. En al helemaal niet om droge voeten te houden na zo'n regenbui. Overal liggen grote plassen, die soms net zo breed zijn als de weg en waarvan je niet weet hoe diep ze gaan. Een nieuwsgierige kleinzoon die dat wel eens wil meten, wordt met een ruk op het droge gehouden. We moeten nu echt snel iets vinden, want we hebben Pangandaran al van oost naar west en via zuid en noord doorkruist en het knorren van mijn maag komt inmiddels boven het geluid van het verkeer uit. "Hier gaan we eten," zegt Schoonzoon 2 gedecideerd. 


We staan voor een houten gebouwtje. Binnen zien we een paar jonge mensen achter de toonbank staan die ons verwachtingsvol aankijken. Ik check even snel mijn preventieve inentingen en besluit dat we hier wel veilig kunnen eten. Het is hetzelfde soort restaurant als van de lunch. Op de tafels staan bakjes met bestek en stopflessen met allerlei soorten kroepoek. De menukaart is niet uitgebreid, maar als je bami goreng of nasi goreng bestelt, is het altijd goed. Er is wel keuze in bereidingswijze, maar ik hou het simpel. De geuren die even later in de ruimte opstijgen laten iedereen watertanden en al gauw zitten we achter een dampend bord. De jongelui achter de toonbank houden ons goed in de gaten. Niet wantrouwig, maar omdat ze willen weten wat we van de maaltijd vinden. Als we hen bij het afrekenen een flinke fooi geven en hen complimenteren voor het heerlijke eten, breken er brede grijnzen door. "Take pictures, please?" Ze willen graag met ons op de foto, maar we weten te regelen dat ze met de kleinzonen vereeuwigd worden. Op de terugweg geven we er niet meer om of we in plassen stappen. Men wordt wat makkelijker na een maaltijd.

De volgende ochtend, na een ontbijt aan de rand van de bouwput, besluiten we de groep te splitsen. Oudste Dochter en ik gaan shoppen, de rest gaat naar het strand en misschien nog een quad huren om naar de Green Canyon te gaan.


Het leuke van shoppen in Indonesië is het contact met de verkopers. Daarvoor moet je niet in de echte winkels zijn, maar bij de venters en in de stalletjes op straat. Je moet wel kunnen afdingen — dat wordt van je verwacht — maar ik ben nu eenmaal geen harde onderhandelaar. Ik gun hen het idee dat ze mij te slim af zijn geweest. Wanneer ik in Nederland IDR 80.000 (EURO 8,-) voor een sarong moet betalen, hoor je mij niet mopperen, dus waarom zou ik dat wél in Indonesië doen? Gelukkig denkt Oudste Dochter daar ook zo over en na het kopen van sarongs, tassen, slippers en allerlei andere dingen die we niet echt nodig hebben, is het tijd voor een drankje. 



Naast elkaar op een bankje voor een strandtent, uitkijkend over de zee, geen luide toeristen, de lokale bevolking voorbij zien komen, venters afwimpelen, de kattenmoeder met haar kitten bewonderen en je helemaal op je gemak voelen. 

Dit is vandaag mijn hemel op aarde. 







  




dinsdag 5 november 2013

Het leven van Fred Couzijn - een Indische Nederlander in hart en nieren.

"Als je nog vragen over vroeger hebt, moet je ze hem nú stellen," had Manlief begin 2005 gezegd. "Je vader is nog steeds goed bij de pinken en je weet hoe graag hij over vroeger praat. Straks is het misschien te laat."

De daaropvolgende zondag zitten we bij mijn vader in Arnhem. Hij is overduidelijk blij met mijn interesse voor zijn verleden. Hij heeft altijd verhalen over vroeger verteld, maar dat waren meer snapshots over zijn kwajongensstreken, zijn studietijd in Jogyakarta, het spelen in een band om zijn studie te kunnen betalen en af en toe gaf hij voorbeelden over de ongelijke behandeling door zijn ouders, mijn opa Karel Gaston en oma Josephine Sophiane.


Gaston en Josephine
Hun eerste kind was een zoon en daarmee stamhouder van die tak van de familie. De ouders wensten dat hun tweede kind een dochter zou zijn, maar kregen in plaats daarvan wéér een zoon, mijn vader, die van jongs af aan al aan zware bronchitis leed en geregeld astma-aanvallen had. Toen vrij snel daarop het derde kind kwam, dit keer de gehoopte dochter, begon mijn vader te merken, dat kinderen uit één gezin qua (voor)rechten niet altijd over dezelfde kam geschoren werden. 
Maar voor díe verhalen ben ik niet naar Arnhem gekomen. Ik ben nu op zoek naar de chronologische volgorde van zijn leven, vanaf de bruiloft van mijn ouders in 1940 tot aan mijn vaders terugkeer uit Nieuw Guinea waar naartoe hij zich in 1960 vrijwillig had laten uitzenden.



Mijn ouders, Fred Couzijn en Phebe Muller, trouwen op 3 juli 1940, na een korte verloving van drie maanden. Ze hebben elkaar tijdens een jamboree van de padvinderij — zoals de club toen nog heette — ontmoet. Fred was hopman en Phebe akela. 

De familie van Phebe is eigenlijk een beetje verbaasd over deze match, want Fred en Phebe hebben een totaal verschillend wereldbeeld. Bovendien heeft Phebe een vriend, weliswaar geen vaste, maar die heimelijk als potentiële huwelijkskandidaat wordt beschouwd. 


De ouders van Phebe zijn meer gericht op Nederland en de Nederlanders. Misschien ligt dat aan het beroep van Phebe's vader, die kantoorhoofd van Comptabiliteit van het Dep. van Financiën is, een functie die hem veel aanzien geeft. In ieder geval wordt er in huize Muller alleen Nederlands gesproken en worden vriendschappen met 'inlanders' ontraden. 


Vlnr: Phebe - haar moeder - jongste zus Agaath
Phebe leidt een beschermd maar vooral bevoorrecht leven want een deel van haar opleiding tot lerares naaldvakken kan ze in Den Haag, tijdens een verlof naar Nederland in 1934, afronden. Gelukkig heeft ook Fred een goede opleiding — Oosterse Letterkunde en 1e gedeelte Notariaat — en een overheidsbaan als corrector bij de Landsdrukkerij, dus eigenlijk kan het bruidspaar niets in de weg worden gelegd.

Het prille geluk van Fred en Phebe wordt bekroond met de geboorte van een zoon, Alphons, op 16 april 1941. Maar het onbezorgde geluk is niet van lange duur. Daags nadat de Japanners Pearl Harbour hebben aangevallen, verklaart Nederland de oorlog aan Japan en breekt er een onzekere tijd aan. Na de capitulatie van Nederlands-Indië in 1942, worden veel Indische Nederlanders door de Japanners uit hun functie ontslagen en zit het gezin zonder inkomsten. De ouders van Phebe springen bij en gezamenlijk weten ze het hoofd boven water te houden.



Gelukkig krijgt Fred — na een jaar zonder inkomsten — via Dee, één van zijn jongere zusters, een baan aangeboden in Ceribon. Hij wordt er autocontroleur bij de Staats Spoorwegen. Doordat Fred in zijn kinderjaren en tijdens zijn studie wél inlandse en Chinese vrienden had en bovendien vloeiend Maleis, Javaans en Soendanees spreekt, is het gezin de bezetting door de Japanners heelhuids doorgekomen. Wél is er de voortdurende angst voor razzia's en de vernederingen door Japanners en Indonesiërs. Maar het ergste, de bersiaptijd, moet nog komen.

Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 wordt het gezin op last van de Republik Indonesia geïnterneerd. Vrouwen en kinderen, dus ook Phebe en Alphons, zitten in Hotel Ceribon, de mannen in de plaatselijke gevangenis. Van oktober 1945 tot en met april 1946 verblijven ze in Ceribon. Hoewel de internering zwaar is door een tekort aan voedsel, medicijnen en hygiëne, zijn zij daar beter beschermd tegen de pemuda's dan toen ze nog op vrije voeten waren, waar ze 's avonds met geblindeerde ramen en deuren in het donker zaten en zich doodstil hielden in de hoop dat de fanatiek schreeuwende, moordzuchtige en met speren bewapende groepen jongeren het alleen bij bonken op deuren en ramen zouden houden. Ze hebben geluk gehad dat de pemuda's niet zijn binnengedrongen om de boel te plunderen. Fred en Phebe proberen in het dagelijkse leven onzichtbaar te zijn.

Op 26 april 1946 worden Fred, Phebe en hun zoontje Alphons door het Rode Kruis naar Batavia geëvacueerd, waar ze in een gezinskamp terechtkomen. Gelukkig hoeven ze daar niet lang te blijven Door toedoen van Phebe's ouders,  die in een groot huis aan de Padelarangweg wonen, kunnen ze in de tot  paviljoen verbouwde garage wonen. Fred gaat bij het Rode Kruis werken als medewerker personeelszaken en regelt de opvang van de mensen die druppelsgewijs uit de interneringskampen naar Batavia komen. Wanneer die functie zichzelf min of meer opheft, wordt hij Commies-Redacteur bij het Departement van Economische Zaken. Het gezin heeft weer een stabiel inkomen. De talenknobbel van Fred zorgt ervoor dat hij een baan als Hoofdtranslateur Indonesische Talen bij de interceptiedienst van de NEFIS (Netherlands Forces Investigation Service) krijgt en tewerkgesteld wordt bij het hoofdkwartier van de centrale militaire inlichtingendienst. 

Maar de situatie in Indonesië verslechtert met de dag. Sukarno had in 1945 al de Republik Indonesia uitgeroepen en wilde zo spoedig mogelijk alle Nederlandse burgers en militairen het land uit hebben, terwijl Nederland in de veronderstelling verkeerde dat het koloniale leven en bestuur zich na de oorlog weer zouden herstellen en alles bij het oude zou blijven. De Nederlanders en Indische Nederlanders krijgen de keuze: óf naar Nederland vertrekken, óf in Indonesië blijven, maar dan ook Indonesisch staatsburger worden. De keuze is niet moeilijk. Op 26 december 1949, de dag voordat de soevereiniteitsoverdracht door Nederland plaatsvindt, gaan Fred, Phebe en Alphons aan boord van de Van Oudshoorn met bestemming Biak.


De tijd op Nieuw Guinea, eerst op Biak, later in Hollandia, ervaren Fred en Phebe als de gelukkigste en meest zorgeloze tijd van hun huwelijk. Fred heeft een leidinggevende baan als Chef de Bureau en heeft een goed inkomen. Het geld kan echter niet uitgegeven worden omdat er maar één winkel in Hollandia is, die alleen het hoognodige verkoopt. De luxe artikelen worden per brief besteld bij de ouders van Phebe, die al veel eerder naar Nederland zijn gegaan en inmiddels in Zwolle wonen. De bestelde artikelen doen er zes weken over voordat ze bij Fred en Phebe aankomen. Fred heeft weer een bandje en speelt op allerlei feesten. Bovendien is hij een fervent fotograaf en filmer. In zijn vrije tijd gaat hij zeevissen met Alphons en Jacob, hun Papoease hulp. Er heerst emotionele rust en er kan nu serieus aan gezinsuitbreiding gedacht worden. 

Op 14 december 1952 krijgen ze een dochter, die de roepnaam Fieneke krijgt. Er heerst vreugde bij Fred en Phebe want de 'rijkelui's wens', een zoon en dochter, is in vervulling gegaan. 


Op het strand van Base G
Broer Alphons echter, die op een broertje had gehoopt en al zijn speelgoed had gepoetst en opgeknapt, is zwaar teleurgesteld wanneer zijn vader hem midden in de nacht wakker maakt om het nieuws te vertellen. Hij draait zich om en gaat verder slapen.

Aan deze voorspoedige tijd komt een einde wanneer Fred met zijn gezin naar Nederland wordt overgeplaatst omdat het koloniaal bestuur, dat op Nieuw Guinea nog steeds zeggenschap heeft, besloten heeft om de KL daar op te heffen en in handen van de Koninklijke Marine te stellen. Op 15 maart 1955 gaan ze aan bord van de Sibajak en zetten op de verjaardag van Alphons voet aan wal in Rotterdam. Alphons is al een jaar eerder voor zijn middelbare schoolopleiding aan de HBS naar Phebe's ouders in Nederland gestuurd. 

Fred, Phebe en Fieneke zitten na aankomst in Nederland anderhalve maand in een pension in Epe. Veel Indische Nederlanders hebben hun bezittingen moeten achterlaten en zijn op een lening van de staat aangewezen om de kosten van hun verblijf in pensions te vergoeden of om de hen toegewezen huizen te kunnen meubileren. In sommige gevallen kwam het voor dat ze 60% van hun spaargeld aan de Nederlandse staat moesten afstaan. Fred gaat er prat op dat hij helemaal geen gebruik van een lening hoeft te maken, maar het is wel afzien.  


Achteraf bekeken heeft de Nederlandse staat de repatrianten een flinke loer gedraaid. Veel mensen die zo'n lening hadden afgesloten, moesten ter afbetaling maandelijks vaak tot 60% van hun inkomen afstaan! Er werd ook geen goede administratie van de betalingen bijgehouden zodat ze nooit inzicht hadden over in hoeverre de schuld was afgelost en zo kon het voorkomen dat een gezin soms wel dertig jaar aan het betalen was, terwijl het leningsbedrag al jaren afgelost was. 


Fred wordt overgeplaatst naar Woonoord Schattenberg, het voormalig Kamp Westerbork waar hij, zwaar teruggesteld in rang en salaris, aan het werk gaat. 
Hij vertrok uit Nieuw Guinea als Hoofdcommies met een salaris van fl 850,-- en krijgt in Nederland de rang van administratief ambtenaar C 2e klasse met een salaris van fl 290,--. Vreemd genoeg zijn ook de diploma's die hij in Indië behaald had — notabene afgenomen door officiële Nederlandse instanties — nu niets meer waard Het ergste vindt hij dat er op hem wordt neergekeken. Sommige opdrachten die hij in de vorm van een verzoek geeft, worden door zijn medewerkers gesaboteerd of soms niet uitgevoerd. Een keer gaat de weigering zelfs gepaard met het antwoord "Ik neem geen opdrachten van bruintjes aan." 


Schattenberg
De tijd in Schattenberg knaagt aan zijn zelfvertrouwen, vooral wanneer hij de zondebok wordt van frauduleuze handelingen van een van zijn meerderen. De kwestie loopt zo hoog op, dat hij voor ondervraging op het Ministerie van Defensie in Den Haag wordt ontboden waar zijn boekhouding tot op de cent wordt gecontroleerd. Na een zenuwslopende tijd komt de waarheid aan het licht en wordt Fred voor zijn integere gedrag bevorderd. De fraudeur schijnt later zelfmoord te hebben gepleegd.

Fred doet vanaf zijn aankomst in Nederland verwoede pogingen om naar Nieuw Guinea uitgezonden te worden. Keer op keer dient hij verzoeken in. In 1959 wordt zijn verzoek eindelijk ingewilligd. "Alles goed en wel," zegt Phebe wanneer ze het nieuws hoort, "maar dan wil ik niet in Schattenberg blijven!" en daarom verhuist het gezin eind 1959 naar Assen.

Het huis dat ze huren is van binnen in slechte staat en de huiseigenaar wil er niets aan doen omdat hij toch van plan is het huis te verkopen. Het zal aan de goodwill van de nieuwe eigenaar worden overgelaten of het huis wordt opgeknapt. Voordat Fred vertrekt komt er eerst nog telefoon en TV in huis om het Phebe tijdens Freds afwezigheid zo comfortabel mogelijk te maken. 
In oktober 1960 vertrekt hij voor anderhalf jaar naar Hollandia, nu niet met een boot maar met een vliegtuig, waarmee je toch nog vier dagen onderweg bent.

De tijd dat Fred voor de tweede keer op Nieuw Guinea zit, bij de staf van de Genie, zorgt ervoor dat het gezin zich aan een uitzichtloze en oneerlijke situatie kan  ontworstelen. Als Fred in Nederland was gebleven, zou hij nooit de verdiende bevorderingen hebben gekregen en zou er altijd weer een excuus zijn gevonden om hem met een kluitje in het riet te sturen. De tropentoeslag die hij ontvangt, wordt secuur gespaard met het doel om bij terugkeer een huis te kopen.


De staf van de Genie op Nieuw Guinea 
De Dienst Welzijnszorg zit intussen ook niet stil. Zij regelen dat Phebe, Alphons en Fieneke omstreeks de kerstdagen vervoer naar Amersfoort krijgen om Een groet van overzee op te nemen, een grammofoonplaatje waarop familie een kerstboodschap heeft ingesproken. Als afsluiting van zo'n opnamedag wordt het gezin onthaald op snert met rookworst. 

Kort nadat Fred eind maart 1962 op Schiphol landt, krijgt hij bericht dat hij naar Arnhem wordt overgeplaatst, waar hij Hoofd van de sectie materieelbeheer en brandveiligheid wordt. De eerste paar weken reist hij dagelijks op en neer van Assen naar Arnhem, maar omdat de reis te vermoeiend is, besluit hij om in Arnhem in de kost te gaan. Na een scheiding van anderhalf jaar wordt hij nu een weekendechtgenoot. Via het Bouwfonds kopen Fred en Phebe een huis aan de Brekelenkampstraat in Arnhem, maar het zal nog wel 18 maanden duren voordat ze erin kunnen trekken. Gelukkig vindt Fred een tussenoplossing: een huurmaisonnette aan de Slaakweg. 

Wanneer het huis aan de Brekelenkampstraat wordt opgeleverd en Fred, Phebe en Fieneke zich hebben gesetteld, komt ook de loopbaan van Fred in rustiger vaarwater. 
Het gaat wel niet altijd over rozen, maar het is niet meer zo unfair als wat hij eerder heeft meegemaakt.
Zijn hobby is nog altijd fotograferen en filmen. Hij  verdient wat bij door horloges en klokken te repareren. Echt veel heeft het niet opgeleverd, want het ging hem ook om de ontspanning. 

In 1976, als Fred 62 is, gaat hij met pensioen en krijgt hij een afscheidsreceptie aangeboden. Het is een hele verandering. De strijd tegen het onrecht, zoals hij het noemde, valt weg. Maar Fred is nieuwsgierig en leergierig en begint al snel met edelsmeden en het bewerken van half-edelstenen.

De ene na de andere ring, armband of ketting komt uit zijn handen. Wanneer hij het kunstje beheerst, zoals hij het zelf zegt, gaat hij weer op zoek naar iets anders want hij wil 'bij' blijven en vooral niet achter de geraniums belanden.

In 1984 slaat het noodlot toe. Phebe overlijdt op de leeftijd van 68 jaar, net in een periode waarin ze elkaar 'herontdekt' hebben en wekelijks naar Giethoorn gaan waar een stacaravan op de wal staat en een gele speedboot in het water ligt. Fred gaat na haar overlijden niet bij de pakken neerzitten en gaat reizen: naar Indonesië, Californië en Florida. Al die tijd blijft hij aan de Brekelenkampstraat wonen en is doof voor suggesties om kleiner te wonen of naar een verzorgingshuis te gaan.

Fred Couzijn sterft op 16 augustus 2005, na een leven met veel tegenslagen maar met steeds genoeg veerkracht om er weer bovenop te komen.

Fred Couzijn 1914 - 2005



Dit is een eerbetoon aan mijn vader. Nadat ik de documentaire Buitenkampers van Hetty Naaijkens-Retel Helmrich had gezien, móest ik dit verhaal schrijven omdat de adrenaline door mijn lijf schoot en het teveel ervan via mijn ogen eruit vloeide. 

Het verhaal is gebaseerd op het interview met mijn vader, maar vooral op de documenten die ik na zijn overlijden in bezit heb gekregen. Mijn vader heeft nauwgezet zijn studies, diploma's, loopbaan en inkomsten, compleet met data, op schrift gesteld. Bovendien heb ik een afschrift van zijn verzoek om vervroegd met pensioen te mogen. Hij geeft daarin voorbeelden van discriminatie die hij ondervonden heeft.

Ik heb ooit aan een klas Cultural Diversity-studenten gevraagd wat zij over het leven van ouders weten en ik stond verbaasd over hoe weinig dat was. De ouders vertelden niet en de kinderen vroegen niet.

Door wat mijn vader me heeft verteld en de bevestiging daarvan in de documenten, kan ik alleen benadrukken hoe belangrijk het is om het verleden van je ouders te kennen. 






 











vrijdag 1 november 2013

Indonesiëreis 2013 - Pangandaran - deel 1

Met een beetje geluk zou de reis vanaf Banjar naar Pangandaran maar een uurtje of twee duren, had Liesbeth gezegd, maar voorlopig zitten we al minstens drie uur in de bus en nog steeds is Pangandaran niet in zicht. De weg is slecht en het lijkt wel alsof de bestuurders van de dorpen aan deze enige weg naar Pangandaran, unaniem besloten hebben om gaten in de weg op hetzelfde tijdstip te repareren. Het schiet niet op, maar er is wel veel te zien. Je kunt van de Indonesiër niet zeggen dat het hem aan ondernemerschap ontbreekt, want overal langs de weg worden allerhande waren aangeboden, van voedsel, fruit, groenten tot aan non-food toe, soms gewoon op gevlochten matten op de grond. De eetwaren zien er lekker uit maar ik ben wat terughoudend in de aankoop omdat ze mij te dicht langs de weg uitgestald staan. De kleinzonen, die eerst nog onvermoeibaar op hun Nintendo's speelden om de tijd te doden, worden één voor één hangerig of vallen in slaap. De bus schudt en zwenkt van links naar rechts. Wagenzieke Oudste Dochter houdt zich kranig onder de gegeven omstandigheden. 

"De zee! De zee!" roept een nog wakkere kleinzoon. Eindelijk! Iedereen veert op, we voelen de energie weer door de aderen stromen maar horen tegelijkertijd onze magen "Eten! Eten!" knorren. 
Onnie weet precies waar hij ons heen moet brengen en even later stoppen we op een vrij grote parkeerplaats. Het is een eethuisje van het soort wat we in Pangandaran vaker zullen tegenkomen.

Buiten, onder een afdak, staan bakken met verse vis, krab, kreeft, garnalen, gurami, cumi-cumi en een aantal andere soorten zeebewoners die ik op het eerste gezicht niet ken. Als klant kies je hier wat je wilt eten en hoe het bereid moet worden, goreng of bakar. Daarna zoek je een plaatsje in het restaurant en wacht je totdat de bestelling geserveerd wordt.

Schoonzoon 2, de culinaire smulpaap, staat vooraan. Met zorg kiest hij van alles een flinke portie voor ons allemaal en loopt tevreden naar binnen. Het restaurant is half overdekt, met in het midden een enorme bak met vissen en daaromheen een soort podium. Ook aan weerszijden zijn er lage podia gebouwd. Ze zijn bedoeld voor de islamitische gasten. Het is niet de bedoeling om de podia met schoenen te betreden. De kleinzonen, die het allemaal een spannend restaurant vinden, trekken gehoorzaam hun schoenen uit en laten hun voeten in de waterbak glijden, waar de vissen verschrikt naar lucht happen.


"Hebben jullie al verse 'kelapa muda' geprobeerd? Erg lekker, hoor!" vraagt Liesbeth, wijzend op de stapel vruchten. "Wacht maar even, ik bestel wel even. Voor ons allemaal, ja?" en zonder ons antwoord af te wachten, loopt ze naar een hoek waar allerlei vruchten in allerlei stadia van verwerking liggen. De man die de 'fruitbar' beheert, begint behendig een gevecht tussen kapmes en klapper en binnen een mum van tijd hebben tien klappers het loodje gelegd. De man zelf is geheel ongeschonden en met nog steeds tien vingers uit de strijd gekomen. Laat míj zoiets doen en ik kan je verzekeren dat de klappers schaterlachend naar mijn restjes staan te kijken! 

De tafel waaraan wij hebben plaatsgenomen heeft een huiselijke uitstraling, net alsof je bij iemand aan de keukentafel zit. Er ligt een plastic tafelkleed op en om het geheel nog huiselijker te maken, staan hier en daar bakjes met bestek verspreid. Pak zelf maar waarmee je wil eten, lepel, vork, of misschien zelfs met de hand, want naast onze tafel is een wasbak waar je je handen vóór en na het eten kunt wassen. 


Hoewel we graag de maaltijd met Bintang bier blussen, is het in Indonesië de gewoonte om thee bij het eten te drinken. Wanneer je ijsthee vraagt, krijg je niet de Lipton-variant die je in Nederland krijgt, maar gewoon koude thee, soms al rijkelijk van suiker voorzien.

Uit mijn ooghoeken zie ik enorme schalen onze richting uitkomen. Mijn maag maakt een sprongetje van vreugde bij het zien van al dat lekkers. Ze hebben hard moeten werken in de keuken want de een na de andere schaal wordt op tafel uitgestald: garnalen, inktvisjes, krabben, kreeften, geroosterde gurami (snoekbaars), eigenlijk teveel om op te noemen. De gurami eet ik nog met lepel en vork, maar niets is lekkerder dan met je handen de garnalen te pellen of schalen te slechten. Je wordt één met het voedsel, zonder tussenkomst van gereedschap. Schoonzoon 2 kijkt voldaan om zich heen. Dit is wat hij zocht en van plan was: niet alleen de cultuur opdoen, maar ook de geuren en smaken van culinair Java door neus en mond laten rollen.  

Kleinzoon 1 komt aangerend. "Ik moet hier mijn schoenen uitdoen als ik naar de WC wil. Kan je even meekomen, pap?" Hè, je schoenen uittrekken op de WC, of all places? De bijbehorende vader gaat eens poolshoogte nemen en inderdaad, schoenen en sokken moeten uit, omdat deze WC bij een musholla, een gebedsruimte hoort. Het mag niet bezoedeld worden door onreine schoenen. Eigenlijk moet ik ook naar het toilet, maar ik besluit het nog even op te houden. Ik ben nog niet zover, ik heb me nog niet helemaal aan Indonesië overgeleverd. We zullen nog wel vaker zulke WC's tegenkomen die ik, hoewel steeds met enige aarzeling, blootsvoets zal betreden, maar nu nog even niet.

==================================================

Recept voor echte ijsthee

  • Ga naar de Lidl en koop de Engelse Melange van het merk Lord Nelson. Alleen dit merk gebruiken. Niets anders!
  • Bij thuiskomst neem je een glazen kan en — afhankelijk van de inhoud — hang je er 3 of 4 theezakjes in. 
  • Daarna vul je de kan met KOUD water. Ja, echt waar!
  • Laat de thee een uurtje of twee trekken, het liefst niet in de koelkast omdat het water daar te koud wordt om de geur en smaak van de thee  goed te laten intrekken. De thee moet een donkerbruine kleur krijgen, want met thee is het net als met koffie: het moet puur en sterk genoeg zijn.
  • Wanneer je van zoete thee houdt, is nu het moment om wat suiker in water op te lossen. 
  • Wanneer de thee die prachtige, diepbruine kleur heeft gekregen, haal je de zakjes eruit en voeg je naar believen het suikerwater toe. 
  • Nu mag de kan in de koelkast. Eventueel serveren met een schijfje citroen.