zondag 17 november 2013

Indonesiëreis 2013 - Pangandaran - deel 2

Pangandaran is een verademing na Jakarta en Bandung. De gemoedelijkheid straalt me tegemoet. "Volgens de brochure zit er een mooi zwembad bij het hotel, dus als we ingecheckt zijn, mogen jullie meteen zwemmen," zegt Jongste Dochter tegen de kinderen. De kleinzonen beginnen al ongeduldig te worden, maar ze moeten toch even wachten want het is behoorlijk druk op straat. Langzaam zoekt de bus zijn weg tussen de becaks, auto's en voetgangers. 
"Hier is het," roept Liesbeth monter. Ik kijk verwachtingsvol uit het raam — zoals bij elk hotel dat we aandoen — maar zie eigenlijk alleen veel bouwactiviteiten.  


Er hangt wel een grote banner met het opschrift Soft Opening Discount. Bij nadere inspectie blijkt dat er ook geen zwembad of restaurant is. Beide faciliteiten zijn wel handig wanneer je met kinderen reist. Bovendien hebben we steeds hotels met zwembad gereserveerd. Dit is het moment dat de overlegmachine in werking treedt. Eerst met elkaar, dan met de hotelmanager, waarop weer overleg tussen hem en Liesbeth volgt. "Jullie kunnen toch ook in zee zwemmen," probeert Liesbeth te bemiddelen. "Het is niet zover, op loopafstand." Helaas is dat strand te gevaarlijk vanwege de sterke onderstroom. Het veilige strand ligt in een baai, niet op loop- maar wel op becak-afstand, maar we zijn te moe om een ander hotel te zoeken en besluiten om in dit hotel te blijven. Volgens ons reisschema blijven we twee nachten in Pangandaran. We moeten met z'n allen even bijtanken, even een dagje zonder 'verplichtingen' en daarom krijgen Liesbeth, Onnie en Damus morgen een vrije dag.  


Die avond komt een echte tropische regenbui neerplenzen. Het is tot nu toe de eerste die ik meemaak. Het komt met bakken uit de lucht. De kikkers die zich de hele dag gedeisd hebben gehouden, komen — al dan niet vrijwillig, want de stroom in de goten is sterk — tevoorschijn en hoppen vrolijk over het grasveld. Het regent zo hard dat zelfs de verkopers met hun mobiele warungs een goed heenkomen zoeken, al blijven ze wel spiedend om zich heen kijken om geen klandizie te missen. Bij Jongste Dochter, die met haar gezin twee kamers met veranda op de begane grond aan de voorkant van het hotel heeft gekregen, staan wat verkopers en taxichauffeurs te schuilen. Een van de verkopers is een stoffen armbandje aan het bewerken. De naam van een van de kleinzonen wordt heel secuur op het bandje geborduurd, terwijl Jongste Dochter in de tussentijd een aanbeveling voor hem schrijft. Niks LinkedIn hier in Pangandaran, maar gewoon een vel papier met daarop een handgeschreven aanbeveling, die door de verkoper heel behoedzaam is een plastic mapje wordt geschoven. En ineens krijg ik het Indonesiëgevoel! Wat het is, weet ik niet, maar ik begrijp precies wat er met Selamat Datang wordt bedoeld!

"Waar gaan we vanavond eten?" vraagt Schoonzoon 1 die zich handenwrijvend bij ons voegt. "Zullen we 's eten waar de plaatselijke bevolking ook eet?" oppert Schoonzoon 2, "En op de terugweg ook nog even langs een supermarkt want we raken door de Bintangs heen." Goed idee, maar het is nog niet zo eenvoudig om zo'n restaurantje te vinden. En al helemaal niet om droge voeten te houden na zo'n regenbui. Overal liggen grote plassen, die soms net zo breed zijn als de weg en waarvan je niet weet hoe diep ze gaan. Een nieuwsgierige kleinzoon die dat wel eens wil meten, wordt met een ruk op het droge gehouden. We moeten nu echt snel iets vinden, want we hebben Pangandaran al van oost naar west en via zuid en noord doorkruist en het knorren van mijn maag komt inmiddels boven het geluid van het verkeer uit. "Hier gaan we eten," zegt Schoonzoon 2 gedecideerd. 


We staan voor een houten gebouwtje. Binnen zien we een paar jonge mensen achter de toonbank staan die ons verwachtingsvol aankijken. Ik check even snel mijn preventieve inentingen en besluit dat we hier wel veilig kunnen eten. Het is hetzelfde soort restaurant als van de lunch. Op de tafels staan bakjes met bestek en stopflessen met allerlei soorten kroepoek. De menukaart is niet uitgebreid, maar als je bami goreng of nasi goreng bestelt, is het altijd goed. Er is wel keuze in bereidingswijze, maar ik hou het simpel. De geuren die even later in de ruimte opstijgen laten iedereen watertanden en al gauw zitten we achter een dampend bord. De jongelui achter de toonbank houden ons goed in de gaten. Niet wantrouwig, maar omdat ze willen weten wat we van de maaltijd vinden. Als we hen bij het afrekenen een flinke fooi geven en hen complimenteren voor het heerlijke eten, breken er brede grijnzen door. "Take pictures, please?" Ze willen graag met ons op de foto, maar we weten te regelen dat ze met de kleinzonen vereeuwigd worden. Op de terugweg geven we er niet meer om of we in plassen stappen. Men wordt wat makkelijker na een maaltijd.

De volgende ochtend, na een ontbijt aan de rand van de bouwput, besluiten we de groep te splitsen. Oudste Dochter en ik gaan shoppen, de rest gaat naar het strand en misschien nog een quad huren om naar de Green Canyon te gaan.


Het leuke van shoppen in Indonesië is het contact met de verkopers. Daarvoor moet je niet in de echte winkels zijn, maar bij de venters en in de stalletjes op straat. Je moet wel kunnen afdingen — dat wordt van je verwacht — maar ik ben nu eenmaal geen harde onderhandelaar. Ik gun hen het idee dat ze mij te slim af zijn geweest. Wanneer ik in Nederland IDR 80.000 (EURO 8,-) voor een sarong moet betalen, hoor je mij niet mopperen, dus waarom zou ik dat wél in Indonesië doen? Gelukkig denkt Oudste Dochter daar ook zo over en na het kopen van sarongs, tassen, slippers en allerlei andere dingen die we niet echt nodig hebben, is het tijd voor een drankje. 



Naast elkaar op een bankje voor een strandtent, uitkijkend over de zee, geen luide toeristen, de lokale bevolking voorbij zien komen, venters afwimpelen, de kattenmoeder met haar kitten bewonderen en je helemaal op je gemak voelen. 

Dit is vandaag mijn hemel op aarde. 







  




Geen opmerkingen:

Een reactie posten